Roland Hoekstra
In mijn jonge jaren klom ik al op bouwsteigers bij een bouwproject naast mijn ouderlijk huis. Zo zette ik al vroeg de eerste schreden in de bouw. De fascinatie voor techniek, vormgeving en materialen begon hier en ging daarna niet meer verloren.
Na een voorspoedig verlopen schooltijd in Arnhem volgde de logische stap naar de TU Delft. De eerste studiejaren vlogen voorbij. Mede hierdoor ontstond het idee en de mogelijkheid om een stap naar de praktijk te zetten. In een jaar tijd werkte ik bij twee architectenbureaus: Molenaar & van Winden en HDZ.
Hierna hervatte ik de studie en al snel lagen de plannen op tafel voor een extra semester in Chicago, in eerste instantie voor de studie Advanced Architecture aan de University of Illinois at Chicago. Daarna kon ik langer blijven door aan de slag te gaan bij Morgante Wilson Architects.
De American Dream kreeg verdere invulling in de avonduren en de weekenden; met een huurauto bezocht ik samen met vrienden de werken van grote meesters, zoals: Frank Lloyd Wrights Fallingwater en de werken van Sullivan, Mies en Saarinnen. Niks is immers zo waardevol als een field trip.
Na te zijn afgestudeerd in 1997, met een eervolle vermelding voor mijn ontwerp voor een faculteitsgebouw op de campus van Chicago, begon direct het echte werk.
Molenaar & van Winden bood opnieuw de mogelijkheid en binnen het team voor Mariënburg in Nijmegen lag de eerste uitdaging. Een complex binnenstedelijk project met winkels en woningen binnen het masterplan van Soeters van Eldonk. Hierna volgden nog enkele jaren als projectleider voor villa’s, seriematige woningbouw, utiliteit en commerciële projecten.
In 2003 stapte ik over naar Queeste. Hier ontstond de mogelijkheid om kennis en ervaring om te zetten in visie en verantwoordelijkheid. In mijn nieuwe positie als partner begon het avontuur als zelfstandig architect.
Inmiddels hebben we een scala aan projecten gerealiseerd, uiteenlopend van interieur, woningbouw, educatie, renovatie en herbestemming van monumenten tot civiele werken. Deze diversiteit beschouw ik als een grote rijkdom. Mijn dagelijkse werkzaamheden zijn bij Queeste geen dag hetzelfde.
Sinds mijn klim in de eerste steiger is de voorliefde voor de uitvoering nooit verloren gegaan. Materiaalkennis, uitvoerbaarheid en de schoonheid van het detail zijn bij mij hoog in het vaandel komen te staan. Dit is de schaal waar het uiteindelijk om gaat. Hier komt alles samen tot een totaalbeeld: de lijnvoering, het materiaal, de schaduwwerking, de kleur en de tektoniek.
Jeroen Trimbos
Mijn vroegste herinneringen als kind gaan terug naar een grote huiskamerdeur, die open gaat en waar een luidruchtige bourgondische dinertafel met een dikke laag rook erboven in beeld komt. Het rijke katholieke leven in de turbulente jaren zestig.
Mijn eigen kleine wereld bestond vooral uit een fascinatie voor Legosteentjes, Dinky Toys en het bouwen van Märklin treincomplexen. En één keer per jaar kwamen de Anker Steinbaukasten van opa uit de kast. Dit alles werd echter verstoord door de lessen en de orde bij de fraters. Hierna volgde het juist experimentele Herman Jordan lyceum in Zeist. Van de kleine steentjes ging ik uiteindelijk naar de Technische Hogeschool in Delft.
De colleges bleken echter tamelijk slaapverwekkend en weinig inspirerend. Mede daarom begon mijn queeste naar de betekenis van het vak als architect buiten de TU, bij Herman Hertzberger en later bij Wim Quist. De reikwijdte van het vak werd door deze twee architectenbureaus duidelijk geschetst. Enerzijds was dat het debat en weekenden doorwerken, de bezoeken aan leermeester Aldo en Hannie van Eyck thuis en anderzijds het streng geregisseerde ‘nine to five’ bureau van Rijksbouwmeester Quist.
De TH werd ondertussen omgetoverd naar TU; deze transitie gaf veel meer ruimte voor eigen onderzoek en ontwikkeling.
Zo werden de mogelijkheden voor het ondergronds bouwen in een natte zachte bodem in kaart gebracht en deze kennis werd ondergebracht in de nieuwe stichting NOVA TERRA. Als voorzitter kon ik onderzoek en innovatie toevoegen in een nieuw hoofdstuk van de Nederlandse stedenbouw en architectuur. In de context van het STIR programma, de rode contouren, SEV en NIROV kreeg ik een aanstelling en opdracht voor het schrijven van een profiel voor de nieuwe interfacultaire leerstoel Gebruik Ondergrondse Ruimte (GOR). Een traject dat begon op een zolderkamertje mondde uit in erkenning als instituut binnen de TU Delft.
Deze internationaal georiënteerde leerstoel GOR werd in Shendai (Japan) bekroond door de toekenning van het Fifth International Conference on Underground Space and Earth Sheltered Structures (ICUSESS), die tijdens de viering van 100 jaar TU Delft plaatsvond. Als voorzitter van het organisatiecomité van het congres kon ik de internationale top verbinden met vertegenwoordigers van verschillende departementen. Mede daardoor volgde een ongekende overheidssubsidie (ICES KIS), die werd vrijgemaakt als stimuleringsprogramma voor ondergronds bouwen in Nederland. Geen Westermarkt-rellen meer tegen de metro. Nederland maakte zich vervolgens in rap tempo op voor niet minder dan vijfentwintig geboorde, grote diameter tunnelprojecten, waaronder de politiek gevoelige Betuwe lijn, de Noord Zuidlijn en de Groene Hart tunnel. Van de kleine diameter tunnels met microtunneling en pipejacking werd al binnen enkele jaren Hollands glorie geschreven…de grootste diameter tunnel ter wereld (14 meter) werd geboord.
Aan mijn tien jaar prediken voor de stichting NOVA TERRA en de missie op congressen en tientallen lezingen en voordrachten kwam een einde. Ondergronds bouwen was een instituut geworden binnen onze civiel technische bouwwereld. Vanuit dit perspectief kon ik meer aandacht gaan geven aan grote ruimtelijke en stedenbouwkundige opgave.
Ten eerste kon ik schetsen maken voor de Rijksbouwmeester in ‘Nederland Nu als Ontwerp’, en in de Ruimtelijke Verkenningen van de Rijks Planologische Dienst. In de daarop volgende jaren werden voor het NIROV studiereizen naar ondergrondse projecten in Europa en de Verenigde Staten georganiseerd om de geweldige mogelijkheden van ondergronds ruimtegebruik te delen met een karavaan van bestuurders van overheid en bedrijfsleven. In de architectuur was nog steeds bescheiden belangstelling. Een onzichtbaar gebouw, te duur, onbekendheid van de mogelijkheden en andere vooroordelen waren hiervan de oorzaak. Daarom werd de internationale ideeënprijsvraag Atlantis 2000 uitgeschreven. Hierover mocht ik een tentoonstelling in het Nederlands Architectuurinstituut (NAI, Rotterdam) samenstellen en het boek Geotecture uitgeven. Ondergronds bouwen kreeg zo naast de technische mogelijkheden langzaam maar zeker ook in de architectuur en stedenbouw een plek.
Vanaf 2000 ontstond bij mij een sterke behoefte om de abstractie van het onderzoek en de kennis in de praktijk te brengen. Met nieuwe partners legden wij het fundament gelegd voor architectenbureau Queeste. In de daaropvolgende jaren startten we met een groot aantal jonge academici in een dynamische ateliersfeer een succesvolle zoektocht naar de betekenis van elke opgave. Met de uitkomst ontstond elke keer weer een uniek ontwerp. Geen eigen stijl, maar elke keer weer een onderscheidende vondst.